Wat is de interne criticus?
Veel volwassen kinderen van ouders met een psychische problematiek of verslaving kennen de interne criticus goed. De interne criticus heeft ook wel andere namen, zoals de ‘rechter’ of de ‘kritische ouder’. Of misschien geef je er zelf een andere naam aan. Wanneer je niet goed weet wat ik bedoel: de innerlijke criticus is dat stemmetje in je hoofd dat je voortdurend vertelt wat je allemaal verkeerd doet. Het stemmetje dat bij alles zegt: “Waarom doe je dat nu zo? Dat kan toch veel beter?” De interne criticus is over het algemeen niet vriendelijk. Hij (of zij) geeft je er ongenadig van langs.
Voor sommige mensen is de criticus af en toe aanwezig. Bij volwassen KOPP/KOV-kinderen kan die interne criticus er bij vlagen de hele dag, iedere dag, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zijn. “Waarom doe je zo stom? Hoe kun je dat nu vergeten? Waarom heb je daar niet aan gedacht? Waarom heb je dat nog niet gedaan? Dat de ander zo reageert, komt door jou. Je traumatiseert je eigen kinderen. Als je zo doet, wil je partner echt niet bij je blijven. Wat ben jij een sukkel.” En ga zo maar door.
Vaak proberen we dat stemmetje de mond te snoeren door nog harder te gaan werken, nog meer voor anderen klaar te staan, nog aardiger te zijn voor onze omgeving, nog beter ons best te doen. Maar het is nooit genoeg. Onze overlevingsstrategie gaat nog wat steviger in het zadel zitten. En wanneer het steeds harder werken onvoldoende effect heeft, verdwijnen we in een lethargische staat, waarin we lamgeslagen tot niets meer in staat zijn. We komen in een depressie terecht.
Hoe ontwikkel je je als kind?
Je ‘ik’ ontwikkelt zich vanuit een combinatie van jouw unieke zelf, en al dan niet liefdevolle bekrachtiging van je omgeving. Je omgeving, het gezin waarin je geboren bent, heeft bewuste en onbewuste beperkingen. In jouw gezin was er wellicht bewustzijn ten aanzien van psychische problemen, maar misschien ook niet. Een ouder met psychische problemen kan op hoog niveau functioneren, waardoor van buitenaf niet zichtbaar is dat er binnen het gezin problemen zijn. Mogelijk is er ook geen diagnose. Voor een verslaafde ouder geldt hetzelfde. Je vader of moeder kan zijn of haar verslaving erkennen of ontkennen, evenals dat zij hulp kunnen aanvaarden of niet.
Het groepsgeweten
Al heel jong ben je je gaan aanpassen aan de omstandigheden. Met aanpassen begint het proces van delen van jezelf afsplitsen. Je ‘vergeet’ wie je bent en voegt je naar je omgeving. Je past je aan aan het groepsgeweten van jouw gezin. Onder het groepsgeweten verstaan we het gezamenlijke geweten van een familiesysteem. Het zijn de subtiele -vaak onuitgesproken- codes, regels, afspraken en wetten van het familiesysteem. Bijvoorbeeld: ‘we moeten er voor zorgen dat papa niet overstuur wordt.’. Of: ‘wat mama nodig heeft gaat voor op wat ik nodig heb.’ Wanneer iedereen zich aan die wetten houdt, blijft het familiesysteem bestaan. Haar voortbestaan is ervan afhankelijk, en daarmee dat van jou. Die wetten zijn voor jullie als gezinsleden op onbewust niveau vanzelfsprekend. Als opgroeiend kind en nog een tijd tot in je volwassenheid ontwikkel je je eigen geweten, dat trouw is aan het groepsgeweten van je gezin.
Loyaliteit
Zonder je ouders kun je als baby en jong kind niet overleven. Daarom groeit je loyaliteit naar hen. Je ontwikkelt dat deel van jou wat je onderscheidt van anderen, wat uniek is aan jou en wat geaccepteerd wordt door je ouders. Bijvoorbeeld het deel dat zorgzaam is en een ander wil geven wat hij of zij nodig heeft. En het deel dat geen plek krijgt, bijvoorbeeld het deel wat wil spelen, eigenwijs is en zijn/haar eigen gang wil gaan, dat vergeet je. Je verstopt het. Dat deel is verboden binnen jouw gezin van herkomst. Het deel dat welkom geheten wordt door je ouders behoud je.
Hoe ontstaat de interne criticus?
Imprints hebben invloed op onze ontwikkeling. Een imprint is een gebeurtenis in je omgeving die sterke indruk op je maakt tijdens een gevoelige periode of een gevoelig moment in je ontwikkeling. Door die gebeurtenis, zoals een ouder die bijvoorbeeld voor het eerst een psychose krijgt, of voor het eerst manisch wordt, neem je als kind onbewust een beslissing over jezelf, over je ouders, over het leven. Die beslissing, voor zover je van een beslissing kunt spreken, is van invloed op hoe je je verdere leven leeft.
Zo stapte je in de vacature, die er was in jouw gezin. De lege plek. De plek waar je een grote verantwoordelijkheid op je schouders nam, namelijk zorgen dat het met je ouders goed ging. Vanuit dat jonge grote verantwoordelijkheidsgevoel probeerde je je ouders te redden van hun eigen lot. Je zorgde voor hen, op emotioneel of praktisch niveau, stutte hen, zorgde dat dingen gedaan werden in het gezin. En je kon, naarmate je ouder werd, niet anders dan onbewust concluderen dat dat niet lukte. Je faalde je ouders. Wat, vanuit het volwassen perspectief gezien, niet zo is. Maar op de onbewuste en emotionele laag, de laag van het kind in jou, groeit de interne criticus. Je kunt als kind je ouders, soms zelfs letterlijk, niet redden. Eenvoudigweg omdat je hun leven niet voor hen kunt leven. Zover reikt jouw invloedssfeer niet.
Toen en nu
In je leven nu kan dat gevoel van falen, waar wat er toen op te lossen was vele malen groter was dan wat binnen jouw vermogen lag, ervoor zorgen dat je je in niets goed genoeg en toereikend voelt. Vaak sluimert dat gevoel onder de oppervlakte en is het niet iets wat je veel aan je omgeving laat zien. Het is een proces dat van binnen plaatsvindt, in je hoofd en in hoe je tegen jezelf spreekt. Het uit zich in je lichaamshouding en de interactie met anderen, vaak heel subtiel en nauwelijks zichtbaar. Het kan voor jezelf ook nauwelijks merkbaar zijn, dit is immers hoe je het gewend bent.
Hoe ga je om met je interne criticus?
Dat is een vraag die niet zo gemakkelijk te beantwoorden is. De interne criticus laat zich namelijk niet zomaar wegsturen. En hem dan maar gewoon accepteren, tja, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe doe je dat dan, je interne criticus accepteren? Dat is een proces dat zich niet van de ene op de andere dag voltrekt, en wat je ook niet op kracht voor elkaar kunt krijgen.
Het kleine kind in jou
Maar laten we eerst naar iets anders kijken. Of eigenlijk: naar iemand anders. Zie je het kleine kind in jou nog? Hoe ziet hij of zij eruit? Lang of kort haar? Een broek en een shirtje? Schoenen of blote voetjes? Zie je dat kleine jongetje of meisje dat zijn of haar ouders zo verschrikkelijk nodig had, en ze waren er niet? Zie je hoe hij schrikt van hoe zijn ouders reageren, schrikt van wat er gebeurt? En onbewust denkt: “Het ligt aan mij.”? Zie je hoe verdrietig en eenzaam dat kleine kind is? En hoe ze troost en geborgenheid nodig heeft? Die troost en geborgenheid kun je haar nu bieden. In het hier en nu, als volwassene, kun je het kleine kind in jou troost en veiligheid geven.
Kus de criticus
En wanneer je dat gedaan hebt, kijk dan nog eens naar je criticus. Hoe ziet hij eruit? Is hij nog steeds zo groot? En kun je misschien wat meer zien waar hij vandaan komt? Het gekke is: je criticus is een deel van jou. Er zal vanalles door je hoofd gaan. Gedachten als: “Dat wil ik niet, hij moet weg.” Of: “Hoe moet ik daar nu mee omgaan, hij heeft gelijk, ik ben niet oké.” Je kunt weerstand voelen. Het kan zijn dat je fysiek merkt dat je je schrap zet. Ik nodig je uit om waar te nemen wat er in je lichaam gebeurt, welke gedachten en emoties er langskomen. Zonder er iets mee te doen. Neem het alleen maar waar. En kijk dan eens of je zijn hand kunt pakken en zeggen: “Jij hoort bij mij.” Mijn leermeester Wibe Veenbaas zegt: “Kus de criticus in jezelf.” Dit is een proces dat herhaling nodig heeft. En door te aanvaarden dat de criticus een deel is van jou, wordt hij kleiner en milder.
0 Reacties